Andrea del Sartos echte naam was Andrea d'Angelo di Francesco. Zijn bijnaam komt voort uit het beroep van zijn vader, die kleermaker was. Del Sarto was van opmerkelijk geringe hoogte en daarom noemden zijn vrienden hem graag Andreino. Oorspronkelijk begon Del Sarto met een opleiding tot goudsmid, maar zijn tekenvaardigheden trokken de aandacht van een lokale schilder, die hem eerst zelf leerde en hem later doorverwees naar Piero di Cosimo. In zijn werk richtte del Sarto zich echter minder op zijn meester en meer op Raphael, Leonardo da Vinci en Fra Bartolommeo, waarvan hij de verschillende stijlen op onnavolgbare wijze wist te combineren. Tijdens zijn leven heeft hij veel waardering gekregen en heeft hij zelfs de bijnaam Andrea sensa errori gekregen, wat foutloos Andrea betekent. Na zijn dood werd hij echter gemarginaliseerd, vooral omdat andere grote meesters van zijn tijd, zoals da Vinci, Rafaël en Michelangelo, hem artistiek overtroffen.
Del Sarto trouwde op 31-jarige leeftijd met Lucrezia del Fede, die meerdere malen model stond voor hem en vaak model stond voor zijn Madonna-schilderijen. Lucrezia was de rijke weduwe van een hoedenmaker. Het huwelijk bracht del Sarto dus wat financieel comfort. Het is dan ook niet verwonderlijk dat del Sarto slechts een gematigd enthousiasme voor het werk toonde. Hij schilderde wanneer het hem uitkwam en ook de betaling was voor hem nogal ondergeschikt. Zijn leerling en latere biograaf Vasari, die hem door Michelangelo werd voorgesteld, klaagde hierover. Vasari erkende dat del Sarto een grote mate van talent had, maar het ontbrak zijn leraar aan de vurige ambitie en de goddelijke inspiratie die een groot kunstenaar zou zijn. Zijn mening over del Sarto's vrouw was nog lager. Hij beschreef haar als jaloers, ontrouw en ruzieachtig.
Op twee korte periodes na, heeft del Sarto zijn hele leven in Florence doorgebracht. Rond 1518 werd het Franse hof zich bewust van het talent van del Sarto en nodigde koning François I de schilder uit in Fontainbleau. Del Sarto nam de uitnodiging aan en ging naar Parijs zonder zijn vrouw, maar met een van zijn studenten Andrea Squarzzella. Het verblijf was echter slechts van korte duur. Sommigen gaan ervan uit dat Del Sarto zichzelf niet als hofkunstenaar zag en zich mentaal ondergewaardeerd voelde. Want in zijn korte tijd aan het hof heeft hij geen enkel werk geproduceerd. Volgens Vasari zou Lucrezia echter haar man hebben bevolen terug te keren naar Florence. Del Sarto mocht met toestemming van de koning terugkeren, maar moet zo snel mogelijk terug naar het hof. De koning gaf del Sarto ook geld om enkele schilderijen in Italië te kopen voor zijn kunstcollectie. Maar del Sarto kwam nooit terug en kocht in plaats daarvan een huis in Florence met het geld van de koning. Tussen 1520 en zijn dood in 1530 werkte hij alleen daar tot hij uiteindelijk werd besmet met de builenpest en stierf.
Andrea del Sartos echte naam was Andrea d'Angelo di Francesco. Zijn bijnaam komt voort uit het beroep van zijn vader, die kleermaker was. Del Sarto was van opmerkelijk geringe hoogte en daarom noemden zijn vrienden hem graag Andreino. Oorspronkelijk begon Del Sarto met een opleiding tot goudsmid, maar zijn tekenvaardigheden trokken de aandacht van een lokale schilder, die hem eerst zelf leerde en hem later doorverwees naar Piero di Cosimo. In zijn werk richtte del Sarto zich echter minder op zijn meester en meer op Raphael, Leonardo da Vinci en Fra Bartolommeo, waarvan hij de verschillende stijlen op onnavolgbare wijze wist te combineren. Tijdens zijn leven heeft hij veel waardering gekregen en heeft hij zelfs de bijnaam Andrea sensa errori gekregen, wat foutloos Andrea betekent. Na zijn dood werd hij echter gemarginaliseerd, vooral omdat andere grote meesters van zijn tijd, zoals da Vinci, Rafaël en Michelangelo, hem artistiek overtroffen.
Del Sarto trouwde op 31-jarige leeftijd met Lucrezia del Fede, die meerdere malen model stond voor hem en vaak model stond voor zijn Madonna-schilderijen. Lucrezia was de rijke weduwe van een hoedenmaker. Het huwelijk bracht del Sarto dus wat financieel comfort. Het is dan ook niet verwonderlijk dat del Sarto slechts een gematigd enthousiasme voor het werk toonde. Hij schilderde wanneer het hem uitkwam en ook de betaling was voor hem nogal ondergeschikt. Zijn leerling en latere biograaf Vasari, die hem door Michelangelo werd voorgesteld, klaagde hierover. Vasari erkende dat del Sarto een grote mate van talent had, maar het ontbrak zijn leraar aan de vurige ambitie en de goddelijke inspiratie die een groot kunstenaar zou zijn. Zijn mening over del Sarto's vrouw was nog lager. Hij beschreef haar als jaloers, ontrouw en ruzieachtig.
Op twee korte periodes na, heeft del Sarto zijn hele leven in Florence doorgebracht. Rond 1518 werd het Franse hof zich bewust van het talent van del Sarto en nodigde koning François I de schilder uit in Fontainbleau. Del Sarto nam de uitnodiging aan en ging naar Parijs zonder zijn vrouw, maar met een van zijn studenten Andrea Squarzzella. Het verblijf was echter slechts van korte duur. Sommigen gaan ervan uit dat Del Sarto zichzelf niet als hofkunstenaar zag en zich mentaal ondergewaardeerd voelde. Want in zijn korte tijd aan het hof heeft hij geen enkel werk geproduceerd. Volgens Vasari zou Lucrezia echter haar man hebben bevolen terug te keren naar Florence. Del Sarto mocht met toestemming van de koning terugkeren, maar moet zo snel mogelijk terug naar het hof. De koning gaf del Sarto ook geld om enkele schilderijen in Italië te kopen voor zijn kunstcollectie. Maar del Sarto kwam nooit terug en kocht in plaats daarvan een huis in Florence met het geld van de koning. Tussen 1520 en zijn dood in 1530 werkte hij alleen daar tot hij uiteindelijk werd besmet met de builenpest en stierf.
Pagina 1 / 3