Wassily Kandinsky, geboren in 1866 in Moskou, was al in de dertig toen zijn persoonlijke artistieke benadering een hele generatie kunstenaars in Duitsland en Frankrijk beïnvloedde. Hij studeerde al vroeg rechten aan de universiteit van Moskou en onderscheidde zich met verschillende geschriften en een proefschrift over sociale vraagstukken. Nadat hij een aanbod voor een professoraat aan een Estse universiteit had afgeslagen, verhuisde hij naar München en begon in 1900 aan de kunstacademie van München te studeren. Slechts enkele jaren later gaf hij les aan een particuliere kunstschool.
Kandinsky deed veel intellectueel werk over het "geestelijke in de kunst", wat hem in 1902 ook in contact bracht met de 'Berlijnse Secessie', een kunstenaarsvereniging rond de schilders Klimsch, Leistikow, Liebermann, Slevogt, Corinth, Beckmann, Barlach en Feininger. Het kunstbedrijf in dit tijdperk leek op een tijd die gekenmerkt werd door schilderen over natuurlijke thema's, maar ook met doorbraken naar abstractie, zodat divergenties en verschillen over wat de moeite van het tentoonstellen waard was, niet afwezig waren. Zo richtte hij in 1906 de groep 'Die Brücke' in Dresden op en exposeerde ermee, in 1907 gevolgd door de 'Neue Künstlervereinigung' in München, waaruit - samen met Franz Marc als pioniers en leiders - de groep van de 'Blaue Reiter' ontstond. Reizen naar Parijs en Italië brachten Kandinsky in contact met de stilistische inspanningen daar, met het kubisme en het fauvisme, en droegen ertoe bij dat zijn denken zich steeds meer ging bezighouden met het wezenlijke vraagstuk van de moderne kunst, namelijk de functie van het beeld in een wereld die ten prooi was gevallen aan het materialisme.
Alle conventionele picturale middelen leken hem niet immaterieel genoeg om de materialiteit van de werkelijkheid op te heffen. Voor Kandinsky kon alleen muziek deze materialiteit op deze manier overwinnen, zonder te hoeven leunen op het representatieve. Zijn schilderijen werden steeds meer niet-representatief en zo ontstond een zelfstandige nieuwe oriëntatie op gedifferentieerd kleurenspel en geritmeerde vormen. Tentoonstellingen van zijn werk in München, Zürich, de VS en Moskou getuigen van de rusteloze, maar altijd beweeglijke kunstenaar die ook op zoek was naar zelfontdekking. Nadat hij in Moskou en Berlijn had gewerkt, verhuisde hij in 1922 naar Weimar en werd door Walter Gropius uitgenodigd om les te geven aan het Bauhaus aldaar. Hij ontmoette andere belangrijke kunstenaars zoals Lyonel Feininger, en samen met Paul Klee en de Russische schilder Jawlensky richtte hij de kunstenaarsgroep 'Die Blaue Vier' op.
Toen het Bauhaus in 1933 sloot, verhuisde Kandinsky naar Parijs. Daar ontmoette hij andere belangrijke kunstenaars zoals Robert Delaunay, Fernand Léger, Joan Miro, Piet Mondrian en Hans Arp. In 1937 maakten de nationaal-socialisten zijn werken zwart. Meer dan 57 schilderijen werden in beslag genomen en uit Duitse musea verwijderd.
Wassily Kandinsky, geboren in 1866 in Moskou, was al in de dertig toen zijn persoonlijke artistieke benadering een hele generatie kunstenaars in Duitsland en Frankrijk beïnvloedde. Hij studeerde al vroeg rechten aan de universiteit van Moskou en onderscheidde zich met verschillende geschriften en een proefschrift over sociale vraagstukken. Nadat hij een aanbod voor een professoraat aan een Estse universiteit had afgeslagen, verhuisde hij naar München en begon in 1900 aan de kunstacademie van München te studeren. Slechts enkele jaren later gaf hij les aan een particuliere kunstschool.
Kandinsky deed veel intellectueel werk over het "geestelijke in de kunst", wat hem in 1902 ook in contact bracht met de 'Berlijnse Secessie', een kunstenaarsvereniging rond de schilders Klimsch, Leistikow, Liebermann, Slevogt, Corinth, Beckmann, Barlach en Feininger. Het kunstbedrijf in dit tijdperk leek op een tijd die gekenmerkt werd door schilderen over natuurlijke thema's, maar ook met doorbraken naar abstractie, zodat divergenties en verschillen over wat de moeite van het tentoonstellen waard was, niet afwezig waren. Zo richtte hij in 1906 de groep 'Die Brücke' in Dresden op en exposeerde ermee, in 1907 gevolgd door de 'Neue Künstlervereinigung' in München, waaruit - samen met Franz Marc als pioniers en leiders - de groep van de 'Blaue Reiter' ontstond. Reizen naar Parijs en Italië brachten Kandinsky in contact met de stilistische inspanningen daar, met het kubisme en het fauvisme, en droegen ertoe bij dat zijn denken zich steeds meer ging bezighouden met het wezenlijke vraagstuk van de moderne kunst, namelijk de functie van het beeld in een wereld die ten prooi was gevallen aan het materialisme.
Alle conventionele picturale middelen leken hem niet immaterieel genoeg om de materialiteit van de werkelijkheid op te heffen. Voor Kandinsky kon alleen muziek deze materialiteit op deze manier overwinnen, zonder te hoeven leunen op het representatieve. Zijn schilderijen werden steeds meer niet-representatief en zo ontstond een zelfstandige nieuwe oriëntatie op gedifferentieerd kleurenspel en geritmeerde vormen. Tentoonstellingen van zijn werk in München, Zürich, de VS en Moskou getuigen van de rusteloze, maar altijd beweeglijke kunstenaar die ook op zoek was naar zelfontdekking. Nadat hij in Moskou en Berlijn had gewerkt, verhuisde hij in 1922 naar Weimar en werd door Walter Gropius uitgenodigd om les te geven aan het Bauhaus aldaar. Hij ontmoette andere belangrijke kunstenaars zoals Lyonel Feininger, en samen met Paul Klee en de Russische schilder Jawlensky richtte hij de kunstenaarsgroep 'Die Blaue Vier' op.
Toen het Bauhaus in 1933 sloot, verhuisde Kandinsky naar Parijs. Daar ontmoette hij andere belangrijke kunstenaars zoals Robert Delaunay, Fernand Léger, Joan Miro, Piet Mondrian en Hans Arp. In 1937 maakten de nationaal-socialisten zijn werken zwart. Meer dan 57 schilderijen werden in beslag genomen en uit Duitse musea verwijderd.
Pagina 1 / 15