Curt Herrmann's hogere middenklasse achtergrond stelde hem in staat om een materieel onafhankelijke beslissing te nemen ten gunste van zijn artistieke neigingen. Als zoon van een verzekeringsdirecteur beleefde Herrmann in zijn jeugd de Duitse eenheid en het begin van het Wilhelminettijdperk direct in Berlijn. Tegen de wil van zijn vader in verliet Herrmann de school zonder reguliere opleiding en probeerde hij voet aan de grond te krijgen in de dynamische kunstenaarsscene van de Duitse hoofdstad. Op 19-jarige leeftijd schreef hij zich in als student in een kunstenaarsatelier, dat werd gerund door Carl Steffeck. In die tijd was hij vooral geïnteresseerd in mensen als onderwerp en vooral in de portretschilderkunst. De tijdgeest van het nieuwe Duitse Rijk, zijn militaristische oriëntatie, de keizerlijke aanspraak op de macht en de strijd om de koloniën, lieten in de jaren 1870 en 1880 duidelijke sporen na in de kunstwereld. De historieschilderkunst en haar inherente pathos vierden triomfen. Herrmann ontsnapte aanvankelijk niet aan deze fascinatie en schreef zich in als leerling van de historieschilder Lindenschmit aan de Academie van München.
Naast de portretschilderkunst ontstond al vroeg een passie voor het uitbeelden van en artistiek werk in de natuur. Herrmann was gefascineerd door natuurlijke kleuren en lichteffecten. Zijn landschapsschilderijen werden het model voor een jonge generatie kunstenaars. Hij ontdekte zelf het Neo-Impressionisme als een vorm van expressie. Met de oprichting van een tekenschool voor vrouwen van de Berlijnse samenleving vestigde Herrmann zich in de kunstscene van Berlijn en diende hij met zijn zakelijke idee het artistieke onderwijsideaal van de toenmalige hogere middenklasse en adellijke dame. Zijn professionele succes en zijn huwelijk met Sophie Herz, een van zijn studenten, stellen Herrmann in staat om zijn artistieke ambities met materiële onafhankelijkheid na te streven.
Met zijn terugkeer naar Berlijn werd Herrmann een belangrijk onderdeel van de Duitse schilderkunst in het Rijk, niet alleen als kunstenaar, maar vooral als mecenas en kunsttheoreticus. Als medeoprichter en bestuurslid droeg hij bij aan de totstandkoming van de moderne kunst in Duitsland in de Berlijnse Secession en de Deutscher Künstlerbund. Zijn inspanningen om het Franse neo-impressionisme in Duitsland te ontvangen, hebben geleid tot een samenwerking met galeriehouder Paul Cassirer. In 1906 organiseerde Herrmann op eigen initiatief een tentoonstelling van Franse kunstenaars in de Berlijnse Secession. Daarnaast was Herrmann ook actief als mecenas van de kunstenaarsvereniging "Die Brücke". Hij organiseerde tentoonstellingen, legde relaties aan en onderscheidde zich als kunstverzamelaar. In de jaren twintig van de vorige eeuw keerde hij niet alleen Berlijn de rug toe, maar veranderde ook zijn eigen schilderstijl aanzienlijk. Op het kasteel van zijn schoonmoeder was zijn late passie gewijd aan stillevens met bloemen, die hij deels ontwikkelde tot een bijna abstracte vormentaal. Tijdens de Nationale Socialistische Nacht van Pogroms werden enkele van zijn schilderijen op Kasteel Pretzfeld vernield. Centraal in de nazi-aanvallen stond een centraal werk uit de beginjaren van Herrmann. Vanwege een jongenshandeling beschuldigden ze de kunstenaar van immorele en homo-erotische neigingen.
Curt Herrmann's hogere middenklasse achtergrond stelde hem in staat om een materieel onafhankelijke beslissing te nemen ten gunste van zijn artistieke neigingen. Als zoon van een verzekeringsdirecteur beleefde Herrmann in zijn jeugd de Duitse eenheid en het begin van het Wilhelminettijdperk direct in Berlijn. Tegen de wil van zijn vader in verliet Herrmann de school zonder reguliere opleiding en probeerde hij voet aan de grond te krijgen in de dynamische kunstenaarsscene van de Duitse hoofdstad. Op 19-jarige leeftijd schreef hij zich in als student in een kunstenaarsatelier, dat werd gerund door Carl Steffeck. In die tijd was hij vooral geïnteresseerd in mensen als onderwerp en vooral in de portretschilderkunst. De tijdgeest van het nieuwe Duitse Rijk, zijn militaristische oriëntatie, de keizerlijke aanspraak op de macht en de strijd om de koloniën, lieten in de jaren 1870 en 1880 duidelijke sporen na in de kunstwereld. De historieschilderkunst en haar inherente pathos vierden triomfen. Herrmann ontsnapte aanvankelijk niet aan deze fascinatie en schreef zich in als leerling van de historieschilder Lindenschmit aan de Academie van München.
Naast de portretschilderkunst ontstond al vroeg een passie voor het uitbeelden van en artistiek werk in de natuur. Herrmann was gefascineerd door natuurlijke kleuren en lichteffecten. Zijn landschapsschilderijen werden het model voor een jonge generatie kunstenaars. Hij ontdekte zelf het Neo-Impressionisme als een vorm van expressie. Met de oprichting van een tekenschool voor vrouwen van de Berlijnse samenleving vestigde Herrmann zich in de kunstscene van Berlijn en diende hij met zijn zakelijke idee het artistieke onderwijsideaal van de toenmalige hogere middenklasse en adellijke dame. Zijn professionele succes en zijn huwelijk met Sophie Herz, een van zijn studenten, stellen Herrmann in staat om zijn artistieke ambities met materiële onafhankelijkheid na te streven.
Met zijn terugkeer naar Berlijn werd Herrmann een belangrijk onderdeel van de Duitse schilderkunst in het Rijk, niet alleen als kunstenaar, maar vooral als mecenas en kunsttheoreticus. Als medeoprichter en bestuurslid droeg hij bij aan de totstandkoming van de moderne kunst in Duitsland in de Berlijnse Secession en de Deutscher Künstlerbund. Zijn inspanningen om het Franse neo-impressionisme in Duitsland te ontvangen, hebben geleid tot een samenwerking met galeriehouder Paul Cassirer. In 1906 organiseerde Herrmann op eigen initiatief een tentoonstelling van Franse kunstenaars in de Berlijnse Secession. Daarnaast was Herrmann ook actief als mecenas van de kunstenaarsvereniging "Die Brücke". Hij organiseerde tentoonstellingen, legde relaties aan en onderscheidde zich als kunstverzamelaar. In de jaren twintig van de vorige eeuw keerde hij niet alleen Berlijn de rug toe, maar veranderde ook zijn eigen schilderstijl aanzienlijk. Op het kasteel van zijn schoonmoeder was zijn late passie gewijd aan stillevens met bloemen, die hij deels ontwikkelde tot een bijna abstracte vormentaal. Tijdens de Nationale Socialistische Nacht van Pogroms werden enkele van zijn schilderijen op Kasteel Pretzfeld vernield. Centraal in de nazi-aanvallen stond een centraal werk uit de beginjaren van Herrmann. Vanwege een jongenshandeling beschuldigden ze de kunstenaar van immorele en homo-erotische neigingen.
Pagina 1 / 1