James Smetham komt uit het kleine marktstadje Paterley Bridge in Yorkshire, Engeland en ging naar de middelbare school in Leeds. Eigenlijk wilde hij architect worden en daarom ging hij in de leer bij de beroemde architect, antiquair en burgemeester van Lincoln. Maar toen hij voelde dat andere interesses in hem sterker waren, begon hij in het jaar 1843 met een studie aan de Royal Academy of Arts in Londen. Hij probeerde zichzelf als portretschilder enige tijd uit en had ook enig succes met dit genre. De fotografie die zich in die tijd ontwikkelde, maakte hem echter tot een hevige concurrentiestrijd en de klantenkring bestelde steeds minder geschilderde portretten. Hij moest daarom elders zijn brood verdienen en nam in 1851 een baan aan als tekenleraar aan het Weshleyan Normal College in de stad Westminster. Daar ontmoette hij Sarah Goble, die als leraar werkte op hetzelfde college. In 1854 trouwde hij met haar en kreeg het paar zes kinderen.
Naast zijn werk op de universiteit bleef Smetham werken als schilder. Hij hield zich bezig met verschillende genres, schilderde portretten en vaak ook landschappen, maakte houtsneden, etsen, koperplaatgravures en boekillustraties. Hij schilderde ook duizenden miniaturen op postzegelformaat. Daarnaast sloot hij zich aan bij de Pre-Raphaelite Brotherhood, die in 1848 in Londen werd opgericht, een hervormingsbeweging met als doel om af te stappen van wat zij beschouwden als de mechanische aanpak van kunstenaars als Raffael en Michelangelo. James Letham schreef ook essays, gedichten, recensies en artikelen. Zijn waarschijnlijk beroemdste schilderijen zijn "De Hymne van het Laatste Avondmaal" en "De Dood van Graaf Siward". Smetham was een zeer vrome Methodist en hield zich vaak bezig met religieuze onderwerpen.
In 1857 kreeg de schilder een zenuwinzinking en daarna werd zijn religieuze ijver steeds sterker en nam hij geleidelijk aan de vorm van een manie aan. Zo probeerde hij enige tijd elk bijbelvers te illustreren. Hij leed ook aan depressies en hield zich bezig met religieuze zelfanalyse. In 1877 kreeg hij opnieuw een gewelddadige inzinking en werd hij krankzinnig. De laatste jaren woonde hij geïsoleerd in zijn huis in Stoke Newington. De weduwe van Smetham publiceerde postuum brieven, dagboeken en notitieboekjes van de schilder.
James Smetham komt uit het kleine marktstadje Paterley Bridge in Yorkshire, Engeland en ging naar de middelbare school in Leeds. Eigenlijk wilde hij architect worden en daarom ging hij in de leer bij de beroemde architect, antiquair en burgemeester van Lincoln. Maar toen hij voelde dat andere interesses in hem sterker waren, begon hij in het jaar 1843 met een studie aan de Royal Academy of Arts in Londen. Hij probeerde zichzelf als portretschilder enige tijd uit en had ook enig succes met dit genre. De fotografie die zich in die tijd ontwikkelde, maakte hem echter tot een hevige concurrentiestrijd en de klantenkring bestelde steeds minder geschilderde portretten. Hij moest daarom elders zijn brood verdienen en nam in 1851 een baan aan als tekenleraar aan het Weshleyan Normal College in de stad Westminster. Daar ontmoette hij Sarah Goble, die als leraar werkte op hetzelfde college. In 1854 trouwde hij met haar en kreeg het paar zes kinderen.
Naast zijn werk op de universiteit bleef Smetham werken als schilder. Hij hield zich bezig met verschillende genres, schilderde portretten en vaak ook landschappen, maakte houtsneden, etsen, koperplaatgravures en boekillustraties. Hij schilderde ook duizenden miniaturen op postzegelformaat. Daarnaast sloot hij zich aan bij de Pre-Raphaelite Brotherhood, die in 1848 in Londen werd opgericht, een hervormingsbeweging met als doel om af te stappen van wat zij beschouwden als de mechanische aanpak van kunstenaars als Raffael en Michelangelo. James Letham schreef ook essays, gedichten, recensies en artikelen. Zijn waarschijnlijk beroemdste schilderijen zijn "De Hymne van het Laatste Avondmaal" en "De Dood van Graaf Siward". Smetham was een zeer vrome Methodist en hield zich vaak bezig met religieuze onderwerpen.
In 1857 kreeg de schilder een zenuwinzinking en daarna werd zijn religieuze ijver steeds sterker en nam hij geleidelijk aan de vorm van een manie aan. Zo probeerde hij enige tijd elk bijbelvers te illustreren. Hij leed ook aan depressies en hield zich bezig met religieuze zelfanalyse. In 1877 kreeg hij opnieuw een gewelddadige inzinking en werd hij krankzinnig. De laatste jaren woonde hij geïsoleerd in zijn huis in Stoke Newington. De weduwe van Smetham publiceerde postuum brieven, dagboeken en notitieboekjes van de schilder.
Pagina 1 / 1