Nicolaas Wilhelm Jungmann was een Engels-Nederlandse kunstenaar. Zijn belangrijkste motieven zijn landschappen en figuren. Hij werkte ook als decorateur, restaurateur en boekillustrator. De van oorsprong Nederlandse burger kreeg in 1895 de Britse nationaliteit.
Jungmann, vaak in het Engels geschreven, werd geboren in Amsterdam, waar hij zijn eerste tekenlessen kreeg van een kerk en muurschilder. Later studeerde hij daar aan de Rijksakademie van beeldende kunsten. Een studiebeurs bracht hem naar Londen. De genaturaliseerde Brit trouwde met Beatrix Mackay en de twee kregen drie kinderen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Jungmann, die voor de Britten vocht, door Duitse troepen in hechtenis genomen en naar het kamp voor Engelse krijgsgevangenen Ruhleben gestuurd. De schilderijen van zijn oorlogservaringen bevinden zich vandaag de dag in het Imperial War Museum in Londen. Een zeer beroemde is getiteld "Ruhleben krijgsgevangenkamp" en toont de camping met een groot gebouw van drie verdiepingen aan de rechterkant. Vooraan staat een Duitse gevangenisbewaker in uniform met een paardenkoets, aan de linkerzijde ziet men enkele gevangenen. De oorlog heeft ook bijgedragen aan het einde van zijn huwelijk. Mackay trouwde later met een erfgenaam van de Guinness-familie. Twee van Jungmann's kinderen, Zita en Teresa, werden beroemd als twee van de eerste "Bright Young People". Deze groep, zoals het door de roddelpers werd genoemd, omvatte jonge aristocratische beroemdheden.
Ook tijdens zijn verblijf in Groot-Brittannië reisde de kunstenaar vaak terug naar zijn geboorteland om te schilderen, met name naar het Noord-Hollandse Volendam. Zijn figuratieve werken worden beschreven als zeer decoratief en behoren tot de Art Nouveau stijl. Samen met zijn vriend Charles W. Bartlett, die ook schilder en graficus was, ondernam hij studiereizen, zowel naar Nederland als naar Bretagne. Zijn werk als illustrator omvat de illustraties van de topografische werken "Holland" (1904) en "Noorwegen" (1905), waarvoor zijn vrouw de begeleidende teksten schreef, evenals "Normandië" (1905) met tekst van de schrijver Geraldine Mitton. Jungmann's charmante voorstelling van de verschillende volkeren werd bijzonder goed ontvangen. Om de etnische kenmerken en de kostuums zo goed mogelijk te laten zien, had hij vele studiereizen naar de respectievelijke landen gemaakt.
In het begin van de 20e eeuw werd Jungmann een regelmatige exposant in de Dowdeswell en Dowdeswell Gallery in Londen. In Londen waren zijn werken ook populair bij de Royal Academy of Arts, de Grosvenor Gallery en de Royal Society of British Artists. Hij stelde ook tentoon in Parijs, München en Brussel. Jungmann stierf in 1935 in Londen op 63-jarige leeftijd.
Nicolaas Wilhelm Jungmann was een Engels-Nederlandse kunstenaar. Zijn belangrijkste motieven zijn landschappen en figuren. Hij werkte ook als decorateur, restaurateur en boekillustrator. De van oorsprong Nederlandse burger kreeg in 1895 de Britse nationaliteit.
Jungmann, vaak in het Engels geschreven, werd geboren in Amsterdam, waar hij zijn eerste tekenlessen kreeg van een kerk en muurschilder. Later studeerde hij daar aan de Rijksakademie van beeldende kunsten. Een studiebeurs bracht hem naar Londen. De genaturaliseerde Brit trouwde met Beatrix Mackay en de twee kregen drie kinderen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Jungmann, die voor de Britten vocht, door Duitse troepen in hechtenis genomen en naar het kamp voor Engelse krijgsgevangenen Ruhleben gestuurd. De schilderijen van zijn oorlogservaringen bevinden zich vandaag de dag in het Imperial War Museum in Londen. Een zeer beroemde is getiteld "Ruhleben krijgsgevangenkamp" en toont de camping met een groot gebouw van drie verdiepingen aan de rechterkant. Vooraan staat een Duitse gevangenisbewaker in uniform met een paardenkoets, aan de linkerzijde ziet men enkele gevangenen. De oorlog heeft ook bijgedragen aan het einde van zijn huwelijk. Mackay trouwde later met een erfgenaam van de Guinness-familie. Twee van Jungmann's kinderen, Zita en Teresa, werden beroemd als twee van de eerste "Bright Young People". Deze groep, zoals het door de roddelpers werd genoemd, omvatte jonge aristocratische beroemdheden.
Ook tijdens zijn verblijf in Groot-Brittannië reisde de kunstenaar vaak terug naar zijn geboorteland om te schilderen, met name naar het Noord-Hollandse Volendam. Zijn figuratieve werken worden beschreven als zeer decoratief en behoren tot de Art Nouveau stijl. Samen met zijn vriend Charles W. Bartlett, die ook schilder en graficus was, ondernam hij studiereizen, zowel naar Nederland als naar Bretagne. Zijn werk als illustrator omvat de illustraties van de topografische werken "Holland" (1904) en "Noorwegen" (1905), waarvoor zijn vrouw de begeleidende teksten schreef, evenals "Normandië" (1905) met tekst van de schrijver Geraldine Mitton. Jungmann's charmante voorstelling van de verschillende volkeren werd bijzonder goed ontvangen. Om de etnische kenmerken en de kostuums zo goed mogelijk te laten zien, had hij vele studiereizen naar de respectievelijke landen gemaakt.
In het begin van de 20e eeuw werd Jungmann een regelmatige exposant in de Dowdeswell en Dowdeswell Gallery in Londen. In Londen waren zijn werken ook populair bij de Royal Academy of Arts, de Grosvenor Gallery en de Royal Society of British Artists. Hij stelde ook tentoon in Parijs, München en Brussel. Jungmann stierf in 1935 in Londen op 63-jarige leeftijd.
Pagina 1 / 3