Oskar Schlemmer werd geboren in Stuttgart. Na de dood van zijn ouders begon hij met de opleiding tot artistiek tekenaar en volgde hij lessen in figuurtekenen en stilte. Later, op de Stuttgart Academie voor Schone Kunsten, ontmoette hij de schilders en grafici Willi Baumeister, Alf Bayrle en Otto Meyer-Amden. Hij probeerde zijn hand uit te steken naar het zelfstandig ondernemerschap in Berlijn, waarbij hij het kubisme en de ideeën van de Franse avant-garde benaderde. Terug in Stuttgart was de pionier van de moderne kunst Adolf Richard Hölzel zijn meester, Schlemmer mocht in 1914 drie van zijn werken presenteren in de Kunst-Ausstellung Stuttgart. Zijn interesse in theater en ballet ontwikkelde zich ook.
Door een opdracht met Willi Baumeister samen voor de Deutsche Werkbundausstellung werd hij opgemerkt door Walter Gropius, oprichter van het Bauhaus en medeoprichter van de moderne architectuur. Na zijn militaire diensttijd in de Eerste Wereldoorlog werkte Schlemmer weer samen met Baumeister, voor een gezamenlijke tentoonstelling in Kunsthaus Schaller in Stuttgart en later in de galerie Der Sturm in Berlijn. Toen de kunstenaar in 1920 met Helena Tutein trouwde, werd hij ook door Gropius in Weimar ingehuurd als directeur van het atelier voor muurschilderingen. Hier creëerde hij enkele van zijn belangrijkste werken zoals "Bauhaus Trappen", die een symbool werden van de jeugdcultusbeweging en voor het modernisme. In zijn tijd bij het Bauhaus probeerde hij techniek en kunst, maar ook schilderkunst en architectuur te combineren. Kenmerkend voor Schlemmer is ook het achteraanzicht van zijn figuren, zoals in "Tischgesellschaft" (1923) en "Vorübergehender" (1924), evenals de weergave van deze als poppenachtige, verwisselbare figuren zonder fraaie details. Naast zijn werk als kostuum- en decorontwerper (o.a. voor opera's van Oskar Kokoschka), presenteerde hij uiteindelijk zijn eigen ballet, het "Triadisch Ballet". Dit ballet werd in nieuwe edities in vele Duitse steden getoond en verwierf internationale bekendheid. Ook zijn carrière bij het Bauhaus verliep goed, hij gaf tekenlessen, gaf les over toneeltheorie maar ook over biologische en filosofische aspecten en was verantwoordelijk voor vele vernieuwingen.
kunstenaar Oskar Moll bood Schlemmer een functie aan bij de Staatsacademie voor Kunst en Nijverheid in Wroclaw, waar hij jarenlang een kunstklas leidde. Schlemmer werd ook uitgenodigd voor de Biënnale van Venetië, maakte deel uit van kunsttentoonstellingen over de hele wereld en had zijn solotentoonstelling in Berlijn in 1931. Onder het nationaal-socialisme werd een van Schlemmers woudschilderingen overgeschilderd, vele andere werden vernietigd, zijn retrospectief kon niet eens worden geopend en zijn baan werd beëindigd. Hij moest in opdracht werken voor anderen en was niet in staat om zich aan zijn eigen kunst te wijden - dit veroorzaakte voor hem aanvallen van zwakte en mentale onrust. Hij stierf in 1943 in Baden-Baden.
Oskar Schlemmer werd geboren in Stuttgart. Na de dood van zijn ouders begon hij met de opleiding tot artistiek tekenaar en volgde hij lessen in figuurtekenen en stilte. Later, op de Stuttgart Academie voor Schone Kunsten, ontmoette hij de schilders en grafici Willi Baumeister, Alf Bayrle en Otto Meyer-Amden. Hij probeerde zijn hand uit te steken naar het zelfstandig ondernemerschap in Berlijn, waarbij hij het kubisme en de ideeën van de Franse avant-garde benaderde. Terug in Stuttgart was de pionier van de moderne kunst Adolf Richard Hölzel zijn meester, Schlemmer mocht in 1914 drie van zijn werken presenteren in de Kunst-Ausstellung Stuttgart. Zijn interesse in theater en ballet ontwikkelde zich ook.
Door een opdracht met Willi Baumeister samen voor de Deutsche Werkbundausstellung werd hij opgemerkt door Walter Gropius, oprichter van het Bauhaus en medeoprichter van de moderne architectuur. Na zijn militaire diensttijd in de Eerste Wereldoorlog werkte Schlemmer weer samen met Baumeister, voor een gezamenlijke tentoonstelling in Kunsthaus Schaller in Stuttgart en later in de galerie Der Sturm in Berlijn. Toen de kunstenaar in 1920 met Helena Tutein trouwde, werd hij ook door Gropius in Weimar ingehuurd als directeur van het atelier voor muurschilderingen. Hier creëerde hij enkele van zijn belangrijkste werken zoals "Bauhaus Trappen", die een symbool werden van de jeugdcultusbeweging en voor het modernisme. In zijn tijd bij het Bauhaus probeerde hij techniek en kunst, maar ook schilderkunst en architectuur te combineren. Kenmerkend voor Schlemmer is ook het achteraanzicht van zijn figuren, zoals in "Tischgesellschaft" (1923) en "Vorübergehender" (1924), evenals de weergave van deze als poppenachtige, verwisselbare figuren zonder fraaie details. Naast zijn werk als kostuum- en decorontwerper (o.a. voor opera's van Oskar Kokoschka), presenteerde hij uiteindelijk zijn eigen ballet, het "Triadisch Ballet". Dit ballet werd in nieuwe edities in vele Duitse steden getoond en verwierf internationale bekendheid. Ook zijn carrière bij het Bauhaus verliep goed, hij gaf tekenlessen, gaf les over toneeltheorie maar ook over biologische en filosofische aspecten en was verantwoordelijk voor vele vernieuwingen.
kunstenaar Oskar Moll bood Schlemmer een functie aan bij de Staatsacademie voor Kunst en Nijverheid in Wroclaw, waar hij jarenlang een kunstklas leidde. Schlemmer werd ook uitgenodigd voor de Biënnale van Venetië, maakte deel uit van kunsttentoonstellingen over de hele wereld en had zijn solotentoonstelling in Berlijn in 1931. Onder het nationaal-socialisme werd een van Schlemmers woudschilderingen overgeschilderd, vele andere werden vernietigd, zijn retrospectief kon niet eens worden geopend en zijn baan werd beëindigd. Hij moest in opdracht werken voor anderen en was niet in staat om zich aan zijn eigen kunst te wijden - dit veroorzaakte voor hem aanvallen van zwakte en mentale onrust. Hij stierf in 1943 in Baden-Baden.
Pagina 1 / 2