In de maalstroom van de tijd, rond het midden van de 15e eeuw, ontvouwde zich in Vlaanderen een artistiek genie dat een blijvend stempel drukte op het landschap van de Oud-Nederlandse schilderkunst. Zijn naam: Hugo van der Goes. Hij werd waarschijnlijk tussen 1435 en 1440 geboren, waarschijnlijk in de cultureel bruisende stad Gent. Zijn leven bracht hem tot in Oudergem, bij Brussel, waar hij in 1482 zijn laatste adem uitblies. Onder zijn opmerkelijke werken vinden we "De dood van Maria", een betoverend meesterwerk geschilderd rond 1480 en nu te zien in het Groeningemuseum in Brugge.
In mei 1467 behaalde van der Goes, volgens de zekere documentatie van zijn bestaan, de titel van meester in het Gentse schildersgilde Lucas. Zijn getuige en borg was niemand minder dan de beroemde kunstenaar Joos van Wassenhove, beter bekend als Justus van Gent. Een jaar later verhuisde van der Goes, samen met andere eigentijdse grootheden zoals Jacques Daret, naar Brugge. Daar droeg hij met zijn unieke talent bij aan de decoratie van de stad voor de huwelijksfeesten van Karel de Stoute en Margaretha van York. De kunstdrukken van deze werken getuigen nog steeds van de plechtige pracht en praal van dit tijdperk.
De artistieke invloed van Van der Goes reikte ver en hij kreeg de roem die zijn buitengewone werken verdienden. Tussen 1474 en 1476 was hij deken van het schildersgilde en stond hij in hoog aanzien bij zowel de adel als de burgerij. Zijn besluit om zich aan te sluiten bij het Roode Klooster bij Brussel veranderde de loop van zijn leven, maar zijn kunst bleef onaangetast. Ook hier trok hij hooggeplaatste bezoekers, waaronder de aartshertog en de toekomstige keizer Maximiliaan. Maar in 1481 vond een dramatische wending plaats: Op de terugweg uit Keulen kreeg van der Goes een aanval met zelfmoordneigingen. Zijn leven eindigde het jaar daarop en liet een onvergelijkbare erfenis achter in de wereld van de kunst.
In de maalstroom van de tijd, rond het midden van de 15e eeuw, ontvouwde zich in Vlaanderen een artistiek genie dat een blijvend stempel drukte op het landschap van de Oud-Nederlandse schilderkunst. Zijn naam: Hugo van der Goes. Hij werd waarschijnlijk tussen 1435 en 1440 geboren, waarschijnlijk in de cultureel bruisende stad Gent. Zijn leven bracht hem tot in Oudergem, bij Brussel, waar hij in 1482 zijn laatste adem uitblies. Onder zijn opmerkelijke werken vinden we "De dood van Maria", een betoverend meesterwerk geschilderd rond 1480 en nu te zien in het Groeningemuseum in Brugge.
In mei 1467 behaalde van der Goes, volgens de zekere documentatie van zijn bestaan, de titel van meester in het Gentse schildersgilde Lucas. Zijn getuige en borg was niemand minder dan de beroemde kunstenaar Joos van Wassenhove, beter bekend als Justus van Gent. Een jaar later verhuisde van der Goes, samen met andere eigentijdse grootheden zoals Jacques Daret, naar Brugge. Daar droeg hij met zijn unieke talent bij aan de decoratie van de stad voor de huwelijksfeesten van Karel de Stoute en Margaretha van York. De kunstdrukken van deze werken getuigen nog steeds van de plechtige pracht en praal van dit tijdperk.
De artistieke invloed van Van der Goes reikte ver en hij kreeg de roem die zijn buitengewone werken verdienden. Tussen 1474 en 1476 was hij deken van het schildersgilde en stond hij in hoog aanzien bij zowel de adel als de burgerij. Zijn besluit om zich aan te sluiten bij het Roode Klooster bij Brussel veranderde de loop van zijn leven, maar zijn kunst bleef onaangetast. Ook hier trok hij hooggeplaatste bezoekers, waaronder de aartshertog en de toekomstige keizer Maximiliaan. Maar in 1481 vond een dramatische wending plaats: Op de terugweg uit Keulen kreeg van der Goes een aanval met zelfmoordneigingen. Zijn leven eindigde het jaar daarop en liet een onvergelijkbare erfenis achter in de wereld van de kunst.
Pagina 1 / 1