Isaac Israëls is geboren in Amsterdam en wordt beschouwd als een belangrijke vertegenwoordiger van de "Amsterdamse Impressionistische" kunststroming, die was voortgekomen uit de "Haagse School". Isaacs vader was de schilder Jozef Israëls, die op zijn beurt een belangrijke vertegenwoordiger was van de eerder genoemde Haagse School. Jozef Israëls herkende het artistieke talent van Isaac al op jonge leeftijd en promoveerde hem dienovereenkomstig. In zijn jeugd studeerde hij aan de Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag, waar hij zijn levenslange goede vriend George Hendrik Breitner ontmoette. Israëls' talent was niet verborgen voor de wereld om hem heen; al in 1881 - op 16-jarige leeftijd - verkocht hij een schilderij dat nog niet eens af was aan de verzamelaar Hendrik Willem Mesdag. Al in 1878 waren Israëls en zijn vader aanwezig op de jaarlijkse tentoonstelling van de Salon des Artistes Français in Parijs; in 1882 kon hij daar voor het eerst zijn eigen werk ("Militaire Begrafenis") tentoonstellen.
In 1886 keerde Israëls terug naar Amsterdam en schreef zich samen met Breitner in aan de Reichsakademie für Bildende Künste om zijn opleiding voort te zetten. Maar ze verlieten de academie al na een jaar. In plaats daarvan sloten ze zich aan bij de progressieve kring van de "Tachtiger" ("Tachtiger"), een kopgroep van jonge auteurs en andere kunstenaars. Geïnspireerd door de groep werd Israëls een kroniekschrijver van de straten, cafés en uitgaansgelegenheden van Amsterdam. In de zomer bracht Israëls veel tijd door in Scheveningen aan de Noordzeekust. Hier ontmoette hij ook de Duitse schilder Max Liebermann en de Fransman Édouard Manet, met wie hij veel samenwerkte.
Eind negentiende eeuw ontdekte Israëls een ander interessegebied: de modewereld, die hij van de catwalk naar de kleedkamer portretteerde. Israëls beleefde het begin van de Eerste Wereldoorlog door te schilderen in Londen. Hij bracht de tijd van de oorlog door in Nederland. In deze periode schilderde hij vooral portretten, waarbij hij niet alleen vrouwen uit de buurt, maar ook bekende persoonlijkheden en zelfs de nog steeds beroemde Mata Hari tot zijn modellen rekende.
Na de oorlog reisde Israël naar India en Indonesië, waar hij bekende straatbeelden en foto's van gamelanmuzikanten maakte. Na zijn reis vestigde hij zich in het huis van zijn overleden ouders in Den Haag. Op de Olympische Spelen van 1928, die in Amsterdam plaatsvonden - in die tijd was Olympia nog geen puur sportief evenement - won hij een gouden medaille voor zijn portret "Red Rider". Israëls stierf in Den Haag na een verkeersongeval.
Isaac Israëls is geboren in Amsterdam en wordt beschouwd als een belangrijke vertegenwoordiger van de "Amsterdamse Impressionistische" kunststroming, die was voortgekomen uit de "Haagse School". Isaacs vader was de schilder Jozef Israëls, die op zijn beurt een belangrijke vertegenwoordiger was van de eerder genoemde Haagse School. Jozef Israëls herkende het artistieke talent van Isaac al op jonge leeftijd en promoveerde hem dienovereenkomstig. In zijn jeugd studeerde hij aan de Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag, waar hij zijn levenslange goede vriend George Hendrik Breitner ontmoette. Israëls' talent was niet verborgen voor de wereld om hem heen; al in 1881 - op 16-jarige leeftijd - verkocht hij een schilderij dat nog niet eens af was aan de verzamelaar Hendrik Willem Mesdag. Al in 1878 waren Israëls en zijn vader aanwezig op de jaarlijkse tentoonstelling van de Salon des Artistes Français in Parijs; in 1882 kon hij daar voor het eerst zijn eigen werk ("Militaire Begrafenis") tentoonstellen.
In 1886 keerde Israëls terug naar Amsterdam en schreef zich samen met Breitner in aan de Reichsakademie für Bildende Künste om zijn opleiding voort te zetten. Maar ze verlieten de academie al na een jaar. In plaats daarvan sloten ze zich aan bij de progressieve kring van de "Tachtiger" ("Tachtiger"), een kopgroep van jonge auteurs en andere kunstenaars. Geïnspireerd door de groep werd Israëls een kroniekschrijver van de straten, cafés en uitgaansgelegenheden van Amsterdam. In de zomer bracht Israëls veel tijd door in Scheveningen aan de Noordzeekust. Hier ontmoette hij ook de Duitse schilder Max Liebermann en de Fransman Édouard Manet, met wie hij veel samenwerkte.
Eind negentiende eeuw ontdekte Israëls een ander interessegebied: de modewereld, die hij van de catwalk naar de kleedkamer portretteerde. Israëls beleefde het begin van de Eerste Wereldoorlog door te schilderen in Londen. Hij bracht de tijd van de oorlog door in Nederland. In deze periode schilderde hij vooral portretten, waarbij hij niet alleen vrouwen uit de buurt, maar ook bekende persoonlijkheden en zelfs de nog steeds beroemde Mata Hari tot zijn modellen rekende.
Na de oorlog reisde Israël naar India en Indonesië, waar hij bekende straatbeelden en foto's van gamelanmuzikanten maakte. Na zijn reis vestigde hij zich in het huis van zijn overleden ouders in Den Haag. Op de Olympische Spelen van 1928, die in Amsterdam plaatsvonden - in die tijd was Olympia nog geen puur sportief evenement - won hij een gouden medaille voor zijn portret "Red Rider". Israëls stierf in Den Haag na een verkeersongeval.
Pagina 1 / 3