Het klassiek modernisme is eigenlijk geen homogene stijl, maar een mengeling van verschillende kunststijlen in de moderne kunst. Aan het eind van de 19e eeuw tot aan het begin van de 20e eeuw probeerden kunstenaars zich tegen het bestaande te verzetten met een soort stilistisch pluralisme.
Het Klassieke Modernisme daagde het vroegere begrip van kunst uit. De Bauhaus-stijl ontstond in Duitsland, het constructivisme in Rusland en het kubisme in Frankrijk. De expressieve stijl van schilderen wordt ook in dit tijdperk ingedeeld. De zoektocht naar de waarheid komt tot uiting in de ontleedde motieven van de schilder George Braques ("Man met gitaar"), de kleurintensieve schilderkunst van Franz Marc ("De gele koe") of in het typische schilderij uit die tijd van Pablo Picasso ("Dora Maa").
Vanaf de 20e eeuw ontwikkelde de klassieke modernistische schilderkunst zich meer en meer van het figuratieve naar het abstracte. Kunstenaars keken subjectief naar hun werken en kwamen op verschillende manieren tot hetzelfde doel. Het verlangen om het spirituele te doorgronden en te verbeelden inspireerde kunstenaars als
Wassily Kandinsky ("Geel-Rood-Blauw") of Marc Chagall ("De lusthof") tot het maken van expressieve werken. In het Derde Rijk werd moderne kunst verboden als "ontaard". De kunstenaars konden pas na het einde van de Tweede Wereldoorlog hun werk voortzetten. Er ontwikkelde zich een baanbrekende artistieke avant-garde, waarop de hedendaagse kunst zich ook nu nog richt.